Paul Rodenko maakte als essayist naam met zijn bloemlezing Nieuwe griffels, schone leien (1955), waarin hij een nieuwe visie ontplooide op de poëzie van Vijftig. Nog geen twee jaar later publiceerde hij, ter gelegenheid van het ‘centenaire’ van Les Fleurs du mal, deze geheel Franstalige bloemlezing. In zijn inleidende essay portretteert hij Baudelaire als de grondlegger van de ‘gedoemde poëzie’. Voor Rodenko is Baudelaires poëzie “essentieel, als poëzie, met het probleem van het kwaad verbonden .[…] Hij heeft het kwaad nodig om een Ideaal te kunnen stellen [… dat] slechts [kan] ontbloeien op de bodem van het kwaad, de zonde, de misdaad, de perversiteit.” De lijn van de gedoemde dichters trekt Rodenko door naar dichters die vóór Baudelaire (Nerval, Lautréamont) en na hem kwamen (Rimbaud, Verlaine en later Jarry, Roussel en Artaud).
Gedoemde dichters. Van Gérard de Nerval tot Antonin Artaud. Een bloemlezing uit de poètes maudits, samengesteld en ingeleid door Paul Rodenko, Den Haag, Bert Bakker/ Daamen N.V., Semper Avanti, 1957. [2894 F 45]