Kunstmatig paradijs! Blonde uitwasemingen,
Een scherpe smaak, zalige droom, een dood die leeft,
Heerlijk vergeten van te zeer beminde lievelingen,
Voorbij verdriet dat ons blijvende schade geeft.
Vriendinnen van weleer, voor mij volmaakt van aard
Flemende monsters, wreedheid, liefde, boze grillen,
Opiaten zijn voor mij alles wat gij eens waart,
Minus het zwart vervolg van wie er ontrouw willen.
Zij verdoen hun bestaan, bedwelmend en verspild,
De opgewekte slaap, leugen die woelziek maakt;
De dronken ziel vergaat, gehoorzaamt aan de Gril
Van ’t dromen dat vervoert, en als zij dan ontwaakt,
Vol onmacht, ziet zij mooie dromen die vergaan;
Als zij ons weerziet, denkt onze ziel zelf te dromen;
De werkelijkheid doet haar nu als een leugen aan.
U bent wat overblijft van dromen onvolkomen.
Tijdens haar werk aan de vertaling van Baudelaires brieven trof Kiki Coumans het manuscript van dit gedicht aan in de Parijse Bibliothèque littéraire Jacques Doucet. In een artikel in De Groene Amsterdammer (7-04-2021) zet zij de achtergrond daarvan uiteen. Het gedicht is onbekend bij de gewone lezer want het is in geen enkele uitgave van Les Fleurs du mal opgenomen. Echter, al in de jaren 1930 kwamen twee Baudelaire kenners tot de conclusie dat het gedicht niet van Baudelaire kon zijn omdat het twee metrische zwakheden bevat. In haar artikel breekt Coumans echter een lans voor de authenticiteit van het gedicht, vooral op basis van het handschrift van de brief. Desondanks is het volgens Coumans niet met zekerheid te zeggen dat het gedicht van Baudelaire is omdat zijn handschrift nogal wisselend was. Het gedicht is voor de tentoonstelling vertaald door Peter Verstegen.