Beelden van de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949

Op 17 augustus 1945 proclameerden Sukarno en Mohammad Hatta de Republiek Indonesië. Op 27 december 1949 droeg Nederland de soevereiniteit over. Daartussen liggen ruim vier jaar van uiterst moeizame onderhandelingen en bittere oorlogvoering. In Indonesië staan deze jaren bekend als de ‘Indonesische Revolutie’, een periode waarin de onafhankelijkheid werd verdedigd tegen de oude koloniale macht en een nieuwe staat werd opgebouwd. In Nederland, de voormalige kolonisator, werd de gehele periode achteraf lang aangeduid met het eufemisme ‘politionele acties’. Meer recent wordt gewoon van ‘oorlog’ gesproken; in 2005 sprak de regering van een ‘oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis’. Een oorlog was het zeker, met zeer ongelijke slachtofferaantallen. Aan Indonesische zijde vielen meer dan 100.000 doden, zowel strijders als burgers; het aantal doden in de Nederlandse krijgsmacht bedroeg zo’n 5.000, waarvan ruw geschat een-derde Indonesische manschappen.

 

 

Zo ongelijk als de slachtoffers waren verdeeld, zo sterk contrasteerden ook de opvattingen over de legitimiteit van de Proklamasi van die 17e augustus en over de Nederlandse terugkeer na ruim drie jaar van Japanse bezetting. Fundamenteel tegenstrijdige uitgangspunten gingen gepaard met volkomen tegenstrijdige beelden van ‘de vijand’ en diens bedoelingen, betrouwbaarheid en methoden, zowel in de gewapende strijd als aan de onderhandelingstafel. Natuurlijk was er, tijdens en zeker na de oorlog, ook sprake van onderling begrip, van spijt en gebaren van verzoening. Maar veel van de framing tijdens de oorlog, die overigens een lange koloniale voorgeschiedenis had, leeft door tot op de dag van vandaag.

 

 

  Eén van de verklaringen daarvoor ligt in de aard van de bronnen die gedurende de oorlog werden geproduceerd. Bronnen zijn nooit neutraal, zij zijn het product van menselijk handelen en reflecteren daarmee ook wat de mensen die deze bronnen creëerden belangrijk vonden, wat ze wel of niet zagen, voelden en begrepen, hoe ze oordeelden. Wie vandaag op basis van die bronnen de jaren 1945-1949 wil begrijpen staat voor de uitdaging een zo breed mogelijk spectrum van bronnen te onderzoeken en niets ervan als vanzelfsprekend te beschouwen. Die exercitie kan helpen de oorlog minder onbegrijpelijk te maken en schept daarnaast ruimte om te ervaren hoe verschillend er ook toen al werd geoordeeld over wat zich afspeelde en wie daarvoor verantwoordelijk was.

 

 

Archieven en bibliotheken vormen vanouds de habitat van historici, maar in het hedendaagse historisch onderzoek worden de bronnen ook in andere collecties en omgevingen gezocht en worden, met oral history, ook nieuwe bronnen gecreëerd. De afdeling Bijzondere Collecties van de Leidse universiteitsbibliotheek beheert een grote verzameling van unieke bronnen over het Nederlandse kolonialisme, mede verzameld door het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV). In deze tentoonstelling wordt een selectie van dit materiaal getoond over de oorlogsjaren in Indonesië, 1945-1949. Daarmee wordt een beeld opgeroepen van die oorlog, maar wordt ook getoond hoe uiteenlopend de perspectieven indertijd waren. Daarmee is deze kleine tentoonstelling tevens een uitnodiging tot overdenking van de beperkingen van ieders eigen frame.

 

Gert Oostindie

 

 

 

Deze afbeelding is een voorstelling van een jinn (geest) uit het verhaal Duizend-en-een-nacht, waarin Aladdin een lamp verkrijgt met daarin een geest die alle wensen van de Arabische prins vervult. Op de poster wordt de geest afgebeeld als een middel om Nederlandse imperiale overheersing te bereiken, zoals te zien is aan de Nederlandse vlag. De in het groen geklede persoon die op de geest rijdt, vertegenwoordigt Nederlandse kapitalisten, die profiteerden van Indonesische plantages. Op het eerste gezicht lijkt de hoed die de Nederlandse planter draagt op een militaire helm, maar in tweede instantie herkent men het hoofddeksel als een topi mandor: een opzichtershoed. Deze hoofdbedekking werd gewoonlijk gedragen door inheemse voormannen, die toezicht hielden op inheemse werknemers op Europese plantages en hen naar believen konden straffen. De groene kleur van de hoed signaleert de wens van de Nederlandse kapitalisten en het Nederlandse leger om gezamenlijk de controle over Indonesië terug te krijgen, desnoods door het inzetten van geweld en terreur.

 

‘Flying Dutchman.’ Tekening uit een serie van 13 originele Indonesische tekeningen die werden gebruikt als ontwerpen voor propagandaposters. Ca. 1947. Aquarel op stevig papier. Or. 27.649.

 

Muhammad Yuanda Zara