Op de almanakprent van 1853 staat een dag uit het leven van een Leidse student centraal. In het midden van de prent zijn de ouders van de student afgebeeld die hem vragen: ‘Wel hoe breng je den dag te Leiden wel door?’ In de buitenste ring staat de dagindeling van de ideale student, terwijl de binnenste ring laat zien wat de feestende student op een dag zoal uitvoert.
Idealiter is het om 6 uur precies opstaan en wassen, om 9 uur moeten de laarzen aan om op pad te gaan – het ontbijt staat nog op tafel en er wordt nog wat geschreven. Daarna wordt er college gevolgd tot 3 uur, gevolgd door een uurtje op de sociëteit. Om 4 uur wenst de student wat te eten om vervolgens om 5 uur bij de hoogleraar langs te gaan. Tot 11 uur wordt er gelezen en gestudeerd, en daarna naar bed.
De binnenste ring laat een heel andere dagindeling zien. Om 6 uur ’s ochtends komt de student pas weer bij huis aan. Na op de vloer in slaap gevallen te zijn en overgegeven te hebben in de kamerpot is het nog even tijd om te slapen. De dag vult zich verder vooral met sociaal vertier, een bezoek aan een dame, een schermutseling en dan ’s avonds vooral veel drank.
