Een studentenjaar

Veel almanakprenten verbeelden de academische loopbaan van de student – van het moment dat afscheid werd genomen van het gymnasium tot aan het proefschrift of de promotiepartij – maar in 1881 werd besloten om op een losse prent een jaar uit leven van een Leidse student te tonen. En dat in de vorm van een schijnbedrieger (trompe-l’oeil). Getoond wordt een zogenaamd ingelijste prent van Minerva waarbij rondom de prent, onder de rand van de lijst, voor elke maand een klein prentje of tekening is gestoken. Die tonen tegen de klok in de typische bezigheden voor elke maand.

Het academisch jaar begint in september, linksboven op de prent: de beginnende student wacht op zijn ontgroening. Het prentje voor oktober verwijst naar Leidens Ontzet. Voor november en december gelden gezelligheid en ijspret. Het prentje voor januari herinnert met beren voor deur aan de schuldeisers die een student kon hebben. Voor februari en maart staat het verenigingsleven centraal, met verkiezingen en de overdracht van het bestuur. Wat er in april gebeurde is onduidelijk, maar in mei en juni gaat het om de studie en de examens. Zo kijken we op het prentje voor mei naar binnen in een studentenkamer, met een student aan zijn bureau. In juni is hij op weg naar zijn examen. In juli wordt er vakantie gevierd in de buitenlucht, samen met familie. En in augustus is de Sociëteit Minerva zo goed als verlaten.