Aan de leden van het gezelchap onder de spreuk Die erg denkt vaart erg in ’t hart (LTK 2022, f. 176r-177r)
Wat eischt, wat vergt gy thans van my!
Dat ik als ’t oudste lid in deze vriendenry:
U melden zal wat ramp ons allen heeft doen beeven;
Door ouderdom verzwakt, naar lighaam en naar geest
Gaat dit niet als voorheen; al wat myn wensch geweest
Om u een kleine schets van dat geval te geven
Dees gulle vriendenkring! Die veertig jaar bestond
En in elkanders nut het hoogst behagen vond
Was niet bevrijd van zmart: had dikwerf stof tot treuren:
Een aantal leden zyn ons van het hart gescheurd!
Om wier gemis, myn ziel zoo meenigwerf nog treurd,
Dan nooit trof zulk een ramp als woensdag moest gebeuren
Een drietal vrienden ! ons zoo waard
Zyn door des hemels gunst zoo wonderbaar gespaard:
Gods almagt liet niet toe dat zy in ’t water sneeven
Zy ryden voor myn huis, wy denken aan geen nood
De koets valt in de gragt! . . . . wy vrezen dat de dood
Een spoedig einde maakt, aan aller nuttig leeven
Dan welk een ommekeer! zy leven! zyn gered
Nu juichen wy met hun, ’t ootmoedig dankgebed
Ryst tot den troon van hem, wien al de seraphs vrezen;
Die eenigsints gevoelt, en dan ’t gevaar herdenkt
Dat onze vrienden trof, en ’t heil dat god hun schenkt
Voelt zig tot dankbaarheid en blydschap aangedreven
Geredde vrienden! aller hart wenscht u geluk
Leef in de gunst van god, nog lang bevryd van druk
En zyn wy hier gemeen vereend als ware vrinden
Hoe groot zal ’t voorregt zyn om in een hoger spheer!
Gereinigd door het vloed van Jesus onzen heer!
Elkanderen aldaar voor eeuwig weer te vinden.
20 october 1824