Anna van der Aar de Sterke heeft samen met haar echtgenoot een groot deel van haar leven gewoond aan de Oude Delf te Delft. In een gedicht van 1824, de laatste tekst die de dichteres schrijft voor het genootschap, wordt deze gracht beschreven. Op woensdag 22 september 1824 kwamen de leden van Die Erg Denkt Vaart Erg In ’T Hart samen bij Van der Aar thuis. In het gedicht beschrijft ze hoeveel leed het genootschap al heeft moeten doorstaan in de afgelopen veertig jaar. Het toppunt was echter de ramp die leden van het genootschap op 22 september trof. Een drietal vrouwen was samen naar de bijeenkomst aan de Oude Delf onderweg per koets, toen een ongeluk hen overviel. Van der Aar beschrijft in haar gedicht dat de koets – met dames en al – in de gracht terecht kwam. Gelukkig, zo stelt de dichteres, heeft God weten te voorkomen dat de vrouwen verdronken. Hoe heftig dit ongeluk moet zijn geweest voor de leden en omstanders blijkt uit de lof aan God die een maand later uitgesproken wordt in het gedicht van Van der Aar. Op basis van dit gedicht kan geconcludeerd worden dat de leden van Die Erg Denkt Vaart Erg In ’T Hart per koets naar de genootschapsbijeenkomsten kwamen, en dus in Delft en omstreken moeten hebben gewoond. Gezien de sleutelrol van Anna van der Aar in het gezelschap, zullen deze bijeenkomsten vaak hebben plaatsgevonden in haar huis aan de Oude Delf.
Jacob Elias la Fargue, De Oude Delf in Delft, tekening, ca 1770.