2.14 Valstrik (interview)

< >

Description

Tussen de Nederlandse en Indonesische strijdkrachten bestonden grote verschillen. Het Nederlandse leger was beter getraind en uitgerust en beschikte over veel meer zware wapens dan het Indonesische. Numeriek was het Indonesische leger echter in het voordeel. Deze ongelijke verhouding dwong de Republikeinse strijdkrachten tot een guerrillaoorlog. Met kortstondige aanvallen en hinderlagen boden zij weerstand aan de Nederlandse strijdmacht. Meneer H., die zowel Nederlandse als Javaanse voorouders had, sloot zich aan bij een laskar pemuda, een jongerenleger. Samen met zijn vader trok hij met de Republikeinse troepen de bergen in, voor het Nederlandse leger uit. Hij vertelt over hun guerrillatactieken. Wanneer hij met zijn oom twee Nederlandse dienstplichtigen in een hinderlaag lokt, gevangenneemt en verhoort, verkrijgt hij inzicht in het Nederlandse perspectief op de oorlog in Indonesië.

Interview met meneer H. SMGI 1697.1 (12), 2000.

Groepje jonge revolutionairen bij een kanon. Java, ca. 1945-1949. Fotograaf onbekend. KITLV 14047.

Transcriptie
H: Er was geen sprake van een echte oorlog op West-Java. Een echte oorlog was zoals met Westerling in Sulawesi [Celebes]. Van de Hollandse kant werd er geschoten; zij hebben de wapens en de munitie. Wij maakten bom batok: een granaat die onderweg tussen een militaire wagen komt en ontploft. Of het spannen van een liaan over de weg. Ik heb zelf gezien hoe een oom van mij dat deed. Dan pakte je de Nederlandse motorrijder.
Twee [Nederlandse] dienstplichtigen werden gestrikt. Die werden meteen naar de kampongs [dorpen] gesleurd. Met die twee hebben we rustig zitten te praten. Ze vertelden dat ze militaire dienstplichtigen waren. Als ze weigerden werden ze gevangen gezet. Toen was ik stomverbaasd te horen wat ze zeiden. Want hoe waren ze voorbereid om naar Indonesië te gaan?
‘Nou er zijn een stelletje dat rondlopen, dat noemen ze rampokkers [rovers] of pemuda’s [jongeren] die het leven van de Hollanders onveilig maken. We komen om het land te bevrijden.’ Het woord ‘extremisten’ gebruikten ze ook. ‘Nou hoe zien zij eruit, hoe weet ik dat nou?’ Achteraf hebben we geloof ik die twee ingeruild. [lacht hard].

I: Zijn ze ingewisseld voor Indonesische gevangenen?

H: Nou ja, twee van die Hollanders voor twintig of veertig Indonesiërs! [lacht hard].