Framing van de tegenstander

In elke oorlog speelt negatieve framing van de tegenstander een grote rol. De strijd wordt gelegitimeerd en de eigen gelederen worden gemotiveerd door het demoniseren van de tegenstander. Onder ‘framen’ verstaan we de manier waarop iets of iemand gerepresenteerd wordt. Het kan zowel gaan om retoriek als om de beeldtaal en de associaties die deze oproepen. Deze beeldvorming staat hier centraal: hoe wordt ‘de ander’ voorgesteld en welke boodschap wordt daarmee gegeven?

 

Aan Nederlandse zijde was men erop gebrand de Republiek Indonesië voor te stellen als een verlengstuk van het Japanse fascisme. Hiermee werd haar

 

  legitimiteit ondergraven. Indonesische strijders werden veelal weggezet als ‘extremisten’ of ‘terroristen’. Indirect werd hiermee een keiharde aanpak gelegitimeerd. De Republiek Indonesië beriep zich in haar framing van de strijd op het internationale recht op zelfbeschikking. Haar propaganda diende mede als oproep aan de internationale gemeenschap om de Republiek te steunen in haar strijd voor onafhankelijkheid en dus stelling te nemen tegen de koloniale reflex van Nederland. Om deze boodschap te benadrukken werd er in de beeldtaal ingezet op de demonisering van de Nederlanders, die werden afgebeeld als wrede, hebzuchtige imperialisten.

 

  • 2.1 Onder de Rood-Witte Vlag

    In Nederland werd de Republiek Indonesië lange tijd geframed als een maaksel van Japans fascisme. De Republiek zou niet gedragen worden door het Indonesische volk, maar zijn uitgeroepen door een klein groepje fanatici dat collaboreerde met de Japanners. Om deze reden werd Sukarno de Indonesische Mussert genoemd. Stichting Indië in Nood verzette zich hevig tegen de Indonesische onafhankelijkheid. Veelzeggend is de aanduiding ‘Indië’ i.p.v. ‘Indonesië’ in de naam van de stichting. Middels propaganda riep zij op om zo snel mogelijk het Nederlands gezag te herstellen. De Japanse draak en Indonesische strijder die gezamenlijk onder de Indonesische vlag een Indonesische vrouw en baby aanvallen, staan symbool voor de geweldsexplosie - uitgebeeld door de vulkaan - die Indonesië zou overspoelen als Nederland niet zou ingrijpen. Alleen onder de Nederlandse vlag zouden er orde en welvaart heersen, gesymboliseerd door de vredige situatie met hardwerkende mensen op de sawa (rijstveld). ‘Onder de Rood-Witte vlag Terreur en Armoede - Onder het Rood-Wit-Blauw Orde en Welvaart’. Affiche. Uitgever: Stichting ‘Indië in Nood’, ca. 1945. Or. 27.011-4.
  • 2.2 Gegevens kosten levens

    De strijd in Indonesië mondde uit in een guerrillaoorlog waar ook veel burgers bij betrokken werden, als actieve deelnemers of als min of meer toevallige toeschouwers of slachtoffers. Voor Nederlandse militairen was het vaak niet meer duidelijk wie vriend en vijand was. Een illustratie is deze instructie, die Nederlandse soldaten waarschuwt om het vooral niet over krijgszaken te hebben. De boodschap van dit affiche is: iedereen kan een vijand zijn, overal loert het gevaar, dus je kunt nooit vrijuit spreken. Dit wordt duidelijk gemaakt door de palmboom en de kampongwoning die de Nederlandse soldaten afluisteren. Met hetzelfde doel gaf de veldveiligheidsdienst ook affiches uit waarop een enorm oor te zien was dat vanuit struikgewas meeluistert, verwijzend naar het feit dat de tegenstander veel beter thuis was in de tropische omgeving en dus ongemerkt heel dicht bij kon zijn. ‘Zwijg!’ en ‘Gegevens kosten levens’. Twee voorlichtingsposters van de Veldveiligheidsdienst, 1948-1949. H 1878-9.
  • 2.3 Daar werd wat groots vernield

    ‘Zij kozen ook... En daar werd wat groots vernield’. Deze slogan - een variant op Jan Pieterszoon Coens lijfspreuk ‘Daar werd wat groots verricht’ - wil het Nederlandse publiek voor de koloniale zaak te winnen. Het affiche is van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, een fel voorstander van het behoud van Nederlands-Indië. In dit affiche is de positie van het comité duidelijk terug te zien. Niet alleen worden de Indonesische leiders Sukarno en Hatta tot Japanse ‘handlangers’ bestempeld - een veelgebruikt narratief van toen - maar ook de Nederlandse politicus Schermerhorn, ‘landvoogd’ Van Mook en de Britse bemiddelaar Killearn moeten het ontgelden. Laatstgenoemden worden net zo zeer tot de tegenstander gerekend als de Indonesiërs zelf, wat wijst op de grote interne verdeeldheid in Nederland over de ‘Indische kwestie’. Affiche van Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid. 2 schriften. Nederland, 1948. Uitgever: Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid. D Or. 704, nummer 29.
  • 2.4 ‘Ploppers’ en ‘extremisten’

    ‘Gevangen extrimisten’ schreef Piet Groot, een Nederlandse militair die deze foto in zijn album plakte. Indonesische soldaten werden door Nederlandse militairen gezien als ‘extremist’ maar ook de term ‘terrorist’ werd vaak gebezigd. Deze Nederlandse terminologie moest de strijd tegen ‘de’ tegenstander in Indonesië legitimeren. Onder de tweede foto staat ‘peloppers’. Dit Indonesische woord komt van het Nederlandse ‘voorloper’. Het Indonesische leger noemde soldaten van de eigen partij die vochten in gebieden onder Nederlandse controle een pelopor. Het onderscheid tussen deze frontsoldaten en andere Indonesische militairen werd en wordt door veel Nederlanders niet herkend, waardoor de term vaak ten onrechte voor allen wordt gebruikt, met een negatieve ondertoon. Gevangen genomen Indonesische strijders. Java, ca. 1947. Fotograaf W.M. van der Leeuw. Or. 27.764, album 2, pagina 16. Gevangen genomen Indonesische strijders. Java, ca. 1947. Fotograaf Piet Groot. Or. 28.046, pagina 32.
  • 2.5 De vijand van boven

    Op deze poster staat een Nederlands vliegtuig afgebeeld, de Warhawk P-40, door Indonesiërs als ‘musuh’ (vijand) aangeduid vanwege de vele slachtoffers die het toestel maakte. Een van de schadelijke aanvallen waarbij dit vliegtuig betrokken was, vond plaats op 29 juli 1947, ongeveer een week nadat de Nederlanders hun Eerste Militaire Agressie (in Nederland: Eerste Politionele Actie) waren begonnen. Op die dag werd een Indonesisch vliegtuig dat medicijnen vervoerde neergeschoten door zo’n Nederlands P-40 vliegtuig. Diverse belangrijke Indonesische leiders aan boord kwamen om het leven. De Indonesische regering protesteerde tegen het schietincident omdat het Dakota-vliegtuig alleen medicijnen vervoerde en de Nederlanders hierover geïnformeerd waren. Deze gebeurtenis werd nog lang na de oorlog door Indonesiërs herdacht: belangrijke vliegvelden op Java werden vernoemd naar de Indonesische vliegeniers die bij de aanval om het leven kwamen. Deze poster is bedoeld om Indonesische strijders te waarschuwen voor het fysieke gevaar dat dit toestel met zich meebrengt, maar herinnert hen ook aan de strijd voor Indonesische onafhankelijkheid. ‘Musuh!’. Tekening uit een serie van 13 originele Indonesische tekeningen die gebruikt werden als ontwerpen voor propagandaposters. ca. 1947. Aquarel op stevig papier. Or. 27.649.
  • 2.6 350 jaar onderdrukking

    Op deze poster staat een Indonesische man met een zwarte pet (‘peci’) afgebeeld, met de Indonesische vlag achter zich. Hij wijst naar de man met het label ‘NICA’ (Nederlandsch-Indische Civiele Administratie) op zijn schouder, herkenbaar als de luitenant-gouverneur generaal van Indië, H.J. van Mook. Deze afbeelding toont de vijandigheid van Indonesische strijders tegenover Van Mook, die als een boosdoener wordt beschouwd. Het onderschrift luidt ‘350 tahoen ditindes’ (350 jaar onderdrukt). Hieronder staan drie zeer magere en uitgeputte Indonesiërs afgebeeld, met voor hen een Japanse soldaat. Dit onderschrift luidt ‘3 ½ tahoen diperas’ (3,5 jaar uitgebuit), wat de impact van de Japanse bezetting van Indonesië symboliseert. De boodschap van deze poster is duidelijk: het lijden, de honger, de achterstandssituatie, en het verdriet van het Indonesische volk – al deze ervaringen werden veroorzaakt door de onderdrukking door de Nederlanders en de Japanners. ‘350 jaar aan onderdrukking, 2,5 jaar aan uitbuiting’. Foto van een propaganda affiche van de Republik Indonesia. Indonesië, ca. 1949. Fotograaf onbekend. KITLV 41416.
  • 2.7 Een hamerslag

    Op deze poster staat een goed geklede man afgebeeld – een teken van zijn rijkdom – die wordt geslagen met een hamer waarop de Indonesische vlag is afgebeeld. De tekst links luidt: ‘La busett...enakk banget ja!’ (Verrek, die heeft het goed voor elkaar, zeg!). Het lijkt erop dat het woord in rood, ‘Daulat’ (soevereiniteit), later is toegevoegd. De persoon die met een klap van de hamer wordt bespot, vertegenwoordigt zowel de Nederlanders als Indonesiërs die van de oorlog profiteren. De volgende tekst luidt: ‘Nah ini lu rasain djuga ja’ (Nou, deze is voor jou, zo voel je ‘m wel, toch?). Hiermee wil men laten zien dat Indonesische strijders iedereen zullen straffen die rijk wordt tijdens de oorlog ten koste van de Indonesiërs. De afgebeelde man rookt een tang (tang of catut in het Indonesisch), een symbool dat verwijst naar iemand die in oorlogstijd geld verdient door koopwaar tegen zwartemarktprijzen te verkopen. ‘Pipa baru?’ [Nieuwe pijp?]. Ontwerp uit een serie van zes Indonesische ontwerpen voor propagandaposters. ca. 1946/47. Handmatig gekleurd. Vermoedelijk afkomstig van het Indonesische propagandacentrum Poesat Propaganda (PESINDO). Or. 27.011-14.
  • 2.8 De manier waarop Nederland oorlog voert

    De tekst luidt: ‘Tjara Belanda berperang’ (De manier waarop Nederland oorlog voert). De persoon links stelt een koloniale functionaris voor (gekleed in de Nederlandse kleuren rood, wit en blauw). Hij vertegenwoordigt de Nederlandse politici, functionarissen en financiers die ervan beschuldigd worden de rekolonisatie van Indonesië na 1945 te hebben bekokstoofd. Zij durfden niet direct te vechten maar maakten laf gebruik van de Nederlandse soldaten en Indonesiërs in het Nederlandse koloniale leger. De persoon in legeruniform zou een vertegenwoordiger kunnen zijn van Nederlandse soldaten, die een donkerder huid kregen door de gevechten in de tropen, of van inheemse soldaten in het KNIL. De poster beschuldigt de soldaten ervan door Nederlandse ambtenaren te zijn gemanipuleerd om voor een karig loon tegen Indonesiërs te vechten, zoals aangegeven wordt door de zak met het guldensymbool (‘f ...’) die door de Nederlandse functionaris wordt vastgehouden. ‘Tjara Belanda berperang’. Tekening uit een serie van 13 originele Indonesische tekeningen, gebruikt als ontwerpen voor propagandaposters. ca. 1947. Aquarel op stevig papier. Or. 27.649.
  • 2.9 Het bespotten van koloniale hiërarchieën

    Deze poster is uitgebracht door het Informatiebureau Midden-Java van Banjarnegara en verbeeldt totok (witte) Nederlandse soldaten, die veilig rondrijden in een militaire jeep. Zij worden beschermd door soldaten van verschillende etniciteiten. Indonesische propagandisten bespotten de raciale hiërarchie in het Nederlandse leger, waar totok Nederlanders meer privileges genoten dan anderen. Het Nederlandse leger rekruteerde Indonesiërs uit alle etnische groeperingen. Deze poster probeert niet-Nederlandse soldaten bewust te maken van de discriminatie waaraan zij werden onderworpen. Als zodanig impliceert de poster dat de Indonesische Republiek en haar leger zich verzetten tegen de racistische hiërarchie die in het Nederlandse koloniale leger bestaat. ‘Selamanja: Blanda Totok dibelakang, kamoe didepan!’ [Voor altijd: De totok Nederlander achterin, jij voorin]. Flyer uit een serie van zeven Indonesische flyers. Or. 27.740-2.
  • 2.10 Bamboespeerdiplomatie

    Op deze poster zien we een witte duif met de Union Jack– een symbool voor Groot-Brittannië – en een kraai die Nederland vertegenwoordigt. In Indonesië wordt de kraai vaak gezien als een slecht voorteken, wat suggereert dat de Nederlanders terreur zullen zaaien in Indonesië. De kraai verspreidt pamfletten met daarin de Nederlandse beloften aan Indonesië na de Tweede Wereldoorlog: dat aan Indonesië de macht zal worden gegeven om zichzelf te besturen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Dit verklaarde Koningin Wilhelmina in haar toespraak op 7 december 1942. De afbeelding van de bamboespeer vertelt ons dat het Indonesische volk fel tegen dat voorstel gekant was. De tekst ‘Diplomasi bambu runtjing’ (Bamboespeerdiplomatie) suggereert dat Indonesië feitelijk nooit zal instemmen met welk voorstel dan ook dat Indonesië definieert als onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. ‘Diplomasi bambu runtjing’. Tekening uit een serie van 13 originele Indonesische tekeningen die werden gebruikt als ontwerpen voor propagandaposters. ca. 1947. Aquarel op stevig papier. Or. 27.649.
  • 2.11 Rebelleer!

    Op deze poster staan een Indonesische soldaat en zijn twee aartsvijanden afgebeeld: een Nederlander en zijn Indonesische handlanger, die beiden voordeel hebben genoten van de oorlogsvoering. Daarom staat het woord ‘berontak’ (kom in opstand) boven deze vijanden van de Indonesische onafhankelijkheid geschreven. Het brengt de boodschap over dat het Indonesische leger iedereen zal straffen die in troebel water vist. De baret van de soldaat is gescheurd en vervolgens opgelapt, zodat hij nog gedragen kan worden. Destijds had de Indonesische regering moeite met het leveren van uniformen aan Indonesische soldaten. Daarom droegen sommige Indonesische soldaten kleding die gescheurd en opgelapt was. Het stiksel op deze afbeelding symboliseert het contrast met de welvaart van de Nederlanders en hun Indonesische handlangers, en positioneert de vijanden van Indonesië op een manier die legitimeert dat zij een harde straf verdienen. ‘Berontak!’. Ontwerp uit een serie van zes Indonesische ontwerpen voor propagandaposters. ca. 1946/47. Handmatig gekleurd. Vermoedelijk afkomstig van het Indonesische propagandacentrum Poesat Propaganda (PESINDO). Or. 27.011-14.
  • 2.12 Het recht op vrijheid

    Het lijkt erop dat deze poster kort na het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid is geproduceerd en verspreid; dit kunnen we opmaken uit het gebruik van het Engels. De poster was bedoeld om de aandacht van de geallieerden te trekken en hun sympathie op te wekken. Het woord ‘recht’ op deze poster is een sleutelwoord, omdat het de hoofdgedachte van de Indonesische nationalisten weergeeft: Indonesische onafhankelijkheid was geen geschenk van Japan maar het recht van het Indonesische volk. Als zodanig weerlegde dit woord de Nederlandse beschuldigingen dat Indonesische nationalistische leiders, onder wie Sukarno, handlangers van Japan waren. De poster dient om het bestaan van een onafhankelijke Indonesische staat te legitimeren door te benadrukken dat onafhankelijkheid een fundamenteel mensenrecht is voor elke natie. ‘Wij vragen niet om vrijheid, wij hebben er recht op!’. Tekening uit een serie van 13 originele Indonesische tekeningen die werden gebruikt als ontwerpen voor propagandaposters. ca. 1947. Aquarel op stevig papier. Or. 27.649.
  • 2.13 Een jonge revolutie

    Vanaf 1943 sloten jongeren zich massaal aan bij verschillende Japanse of Indonesische militaire en paramilitaire organisaties. Het waren deze tieners en twintigers die later tijdens de onafhankelijkheidsoorlog voor een vrij Indonesië streden. Ze waren talrijk: omgerekend meer dan twee miljoen. In Nederland werden deze jonge revolutionairen berucht door hun deelname aan de ‘bersiap’ (Indonesisch voor ‘wees paraat’), een van de meest gewelddadige periodes van de onafhankelijkheidsoorlog die van oktober 1945 tot begin 1946 duurde. Zelf noemden de strijders zich pemuda (jongeren), naar Pemuda Indonesia, een in de jaren ‘20 opgerichte nationalistische jeugdorganisatie. Deze foto’s illustreren hoe de jonge onafhankelijkheidsstrijders zichzelf zagen: ze laten zich onverschrokken portretteren. Een degelijke Indonesische zelfrepresentatie komt maar zelden voor in Nederlandse collecties. Het blijft dan ook onduidelijk hoe deze beelden in een fotoalbum van een Nederlandse militair zijn beland. Pemudastrijders. Java, ca. 1945. Fotografen onbekend. KITLV A216, KITLV 14044, 14048 en 14050.
  • 2.14 Valstrik (interview)

    Tussen de Nederlandse en Indonesische strijdkrachten bestonden grote verschillen. Het Nederlandse leger was beter getraind en uitgerust en beschikte over veel meer zware wapens dan het Indonesische. Numeriek was het Indonesische leger echter in het voordeel. Deze ongelijke verhouding dwong de Republikeinse strijdkrachten tot een guerrillaoorlog. Met kortstondige aanvallen en hinderlagen boden zij weerstand aan de Nederlandse strijdmacht. Meneer H., die zowel Nederlandse als Javaanse voorouders had, sloot zich aan bij een laskar pemuda, een jongerenleger. Samen met zijn vader trok hij met de Republikeinse troepen de bergen in, voor het Nederlandse leger uit. Hij vertelt over hun guerrillatactieken. Wanneer hij met zijn oom twee Nederlandse dienstplichtigen in een hinderlaag lokt, gevangenneemt en verhoort, verkrijgt hij inzicht in het Nederlandse perspectief op de oorlog in Indonesië. Interview met meneer H. SMGI 1697.1 (12), 2000. Groepje jonge revolutionairen bij een kanon. Java, ca. 1945-1949. Fotograaf onbekend. KITLV 14047. Transcriptie H: Er was geen sprake van een echte oorlog op West-Java. Een echte oorlog was zoals met Westerling in Sulawesi [Celebes]. Van de Hollandse kant werd er geschoten; zij hebben de wapens en de munitie. Wij maakten bom batok: een granaat die onderweg tussen een militaire wagen komt en ontploft. Of het spannen van een liaan over de weg. Ik heb zelf gezien hoe een oom van mij dat deed. Dan pakte je de Nederlandse motorrijder. Twee [Nederlandse] dienstplichtigen werden gestrikt. Die werden meteen naar de kampongs [dorpen] gesleurd. Met die twee hebben we rustig zitten te praten. Ze vertelden dat ze militaire dienstplichtigen waren. Als ze weigerden werden ze gevangen gezet. Toen was ik stomverbaasd te horen wat ze zeiden. Want hoe waren ze voorbereid om naar Indonesië te gaan? ‘Nou er zijn een stelletje dat rondlopen, dat noemen ze rampokkers [rovers] of pemuda’s [jongeren] die het leven van de Hollanders onveilig maken. We komen om het land te bevrijden.’ Het woord ‘extremisten’ gebruikten ze ook. ‘Nou hoe zien zij eruit, hoe weet ik dat nou?’ Achteraf hebben we geloof ik die twee ingeruild. [lacht hard]. I: Zijn ze ingewisseld voor Indonesische gevangenen? H: Nou ja, twee van die Hollanders voor twintig of veertig Indonesiërs! [lacht hard].