
Ooggetuigen van de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog zijn anno 2021 steeds minder talrijk. Dankzij de oral history collecties ondergebracht in de Leidse universiteitsbibliotheek kunnen we echter blijven luisteren naar getuigen van de oorlog. Mondelinge getuigenissen geven niet alleen nieuwe inzichten in historische gebeurtenissen, maar brengen daar ook nuances in aan of bieden er reflectie op. De interviewfragmenten die onder dit thema worden gepresenteerd bieden sterk uiteenlopende persoonlijke perspectieven op de oorlog in Indonesië.
Het is niet verwonderlijk dat in alle interviews de nasleep van de oorlog voelbaar is. Als bron hebben interviews een sterk subjectief karakter. Jaren later afgenomen, blijkt ook hoe feilbaar het geheugen kan zijn of hoe geïnterviewden hun getuigenis laten leiden door latere maatschappelijke discussies over de oorlog. Dit sluit niet |
uit dat velen hun ervaringen haarscherp kunnen navertellen. De hier te beluisteren ‘stemmen uit de oorlog’ zijn die van burgers, militairen én alles daar tussenin.
Bij de selectie is gestreefd om mensen met sterk uiteenlopende ervaringen aan het woord te laten. Het merendeel van de interviews is afkomstig uit de collectie van Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië (SMGI) en is afgenomen in de jaren negentig en tweeduizend in Nederland. Dit kleurt de getuigenissen. Onderbelichte posities en ervaringen in de oorlog, zowel in Nederland als in Indonesië, zijn daarom leidend geweest voor de selectie. Evenzeer is geselecteerd op het historisch belang van de interviews: elke getuigenis, ieder perspectief, brengt ons dichter bij de historische realiteit van de Onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië.
|
-
5.1 Gewetensnood (interview)
Na een zware periode van dwangarbeid in Japan stond de Indische KNIL-militair meneer Belvroy in 1945 tegenover Indonesische revolutionairen. Niet lang daarna werd hij overgeplaatst naar de commando-eenheid Depot Speciale Troepen (DST). Onder kapitein Raymond Westerling kwam hij op Zuid-Sulawesi terecht, waar hij de beruchte ‘methode-Westerling’ ten uitvoer moest brengen. Bij deze methode werd er onder de bevolking op ruwe wijze inlichtingen verkregen op basis waarvan een lijst met vermeende ‘terroristen’ werd opgesteld. Hierop omsingelden DST-troepen een kampung (dorp), waarna de mensen op de lijst zonder proces publiekelijk werden geëxecuteerd. Hoewel schattingen uiteenlopen, zijn op deze manier tussen december 1946 en maart 1947 op Zuid-Sulawesi duizenden mensen gedood: een oorlogsmisdaad die van hogerhand werd goedgekeurd. Belvroy vertelt hoe het uitvoeren van deze ‘zuiveringen’ hem zijn verdere leven in gewetensnood bracht. Interview met meneer F.C. Belvroy. SMGI 1024.1 (11). Hengelo, 1997. Dorp bij een sawah. Zuid-Sulawesi, 1937. Fotograaf onbekend. KITLV 78227. Transcriptie B: En dan vraag je je af: heb je dat echt meegemaakt? Dan voel je je schuldig. Je hebt aan iets meegewerkt dat je niet wilt. Dat is soms moeilijk te verklaren. Het is heel moeilijk om dat te kunnen beamen. Dat je het toch meegemaakt hebt. Zonder je wil of weet. Want daar gaat het uiteindelijk om. I: En doelt u daarmee op dat uw militaire inzet tegen Indonesiërs? Hoe heeft u dat ervaren, dat u tegen – mag ik het zo zeggen – tegen mensen van uw eigen volk werd ingezet? B: Ja. I: Hoe heeft u dat ervaren? B: Jij richt de loop van je geweer op personen die je zelf graag in leven wilt laten. En dat is het moeilijkste: om dat te kunnen verwerken. Tot nu toe nog. Want, in wezen: je bent soldaat, maar je bent ook moordenaar. Want daar gaat het om: je moet het kunnen verantwoorden. En dat kan niet. I: Kon u niet naar uw superieuren en zeggen: ‘Sorry, dit kan ik niet?’ B: Dat wordt niet aanvaard. Je bent soldaat en je hebt je plicht te doen. Dat krijg je te horen. -
5.2 Guerrilla, contraguerrilla (interview)
Toen meneer H. tijdens de eerste Nederlandse militaire actie in 1947 oprukte met zijn KNIL-eenheid was de Indonesische vijand spoorloos verdwenen. Met de tactiek van de verschroeide aarde hadden de Indonesische legers zich teruggetrokken voordat de Nederlandse troepen hun aanval konden lanceren. De Indonesische troepen voerden een guerrillaoorlog tegen het beter en zwaarder bewapende Nederlandse leger. Met ‘hit-and-run’ aanvallen probeerden zij de Nederlandse poging tot het herstellen van koloniaal gezag te bemoeilijken. H. vertelt over een wraakactie van zijn commandant die werd georganiseerd nadat twee Nederlandse militairen omkwamen in een hinderlaag. De represailles waren bedoeld om een ‘voorbeeld’ te stellen aan zowel de Indonesische vrijheidsstrijders als de burgerbevolking, om te voorkomen dat zij hun steun gaven. Door deze beweging van guerrilla en contraguerrilla kwamen de strijdende partijen steeds dieper in een opwaartse geweldsspiraal terecht. Interview met meneer Ir. H. SMGI 1126.2 (6), 1997. Nederlandse militaire colonne onder vuur genomen tijdens ‘Operatie Product’ / Agresi Militer Belanda I in de buurt van Porsea. Sumatra, 1947. Fotograaf onbekend. KITLV 14079. Transcriptie H: Kijk, natuurlijk komen excessen voor. Als je een rotjongen bent en je vindt een motief om iemand voor zijn raap te schieten, dan bedenk je daar wel een reden voor. Zo zit een mens toch in elkaar. Al die onzin dat we zijn te vergelijken met SS’ers en dat we hebben gemarteld. Tsja, ik ken een geval van die hinderlaag waar burgers doodgeschoten werden en de officier 6 lui heeft gefusilleerd. Heb ik dat verteld? I: Ik geloof het niet. H: Nou, een keer liep een burgerfouragewagen met een baboe voor de inkoop twee militairen voor bescherming in een hinderlaag. Twee doden. De auto aan flarden. De commandant werd zo hels, die heeft zes van zijn gevangen gepakt en naar de plek van de hinderlaag gebracht en dood laten schieten. Hij heeft gezegd dat ze daar drie dagen moeten blijven liggen. Ja, een hele aardige rustige vent. Ik bedoel omdat het vastgelegd wordt, ga ik hier niet een naam noemen, want ik heb zijn naam nog wel. Want dan zal wel een of andere actiegroep die daar wat lelijks van zegt. I: Wat vond u er toen van? H: Begrijpelijk, meer niet. Niet goed- of afkeuren. Begrijpelijk. -
5.3 ‘Hearts and minds’ (interview)
Meneer D. groeide op in Kampung Afrikan, een aparte wijk in Poerworejo voor afstammelingen van Afrikaanse soldaten in dienst van het KNIL. In de negentiende eeuw had het KNIL hen geworven bij slavenhandelaren in Elmina, aan de kust van het huidige Ghana. Hun afstammelingen – Belanda Hitam of ‘zwarte Hollander’ genoemd – hadden meestal een Afrikaanse vader en een Javaanse moeder. Veel van deze Indo-Afrikanen traden in hun vaders voetsporen en werden beroepsmilitair. D. werd in 1941 echter opgeroepen voor het KNIL en vervolgens door Japan gedetineerd. Tijdens de bevrijding van de archipel trad hij weer in dienst om met het Engelse leger op Bali de Japanners te ontwapenen. Daar waren zojuist Indonesische onafhankelijkheidsstrijders actief geworden. Hij vertelt hoe zijn troepen op Bali revolutionairen bevochten, waarbij de scheidslijn tussen Indonesische strijders en burgers vervaagde. Tegelijkertijd werd hem opgedragen de hearts and minds van de bevolking te winnen: een tegenstrijdige missie. Interview met meneer D. SMGI 1187.1 (13), 1997. De Koninklijke Marine verleent poliklinische hulp aan de bevolking van Kamal. Madura, 1947. Fotograaf onbekend. KITLV 14075. Transcriptie I: Hoe gingen die acties? D: Wij kregen de nodig informatie over waar de Indonesische vrijheidsstrijders zaten. Tegen de ochtend werden die dorpen omsingeld. Als de dag aanbrak, gingen onze troepen de dorpen in. Vrijheidsstrijders werden dan gevangen genomen. Maar erg zachtzinnig ging het er niet aan toe hoor. Die dorpelingen kregen het al vlug in de gaten natuurlijk. Daarom werd het bevel gegeven om niet weg te vluchten. Maar ja, ik kan me voorstellen dat die mensen ook in paniek raken en toch wegvluchten. Die werden gewoon neergeknald. Dat is heel, dat is eigenlijk... Zo ging het altijd. Maar er waren natuurlijk de nodige onschuldige mensen die werden neergeschoten. Dat is zonder meer waar. Ik moest als verpleger die gewonde Indonesiërs ook proberen te verzorgen. I: Weet u ook waarom u die opdracht kreeg? D: Wij moesten goodwill kweken natuurlijk, bij de Indonesiërs.. Er was op Mengwi op Bali een Indonesische polikliniek. Daar kwam ik regelmatig helpen en medicijnen geven. Want het leger had meer medicijnen dan de Indonesiërs. En van de Japanners hadden wij ook medicijnen overgenomen. En dan gaf ik dat aan de Indonesiërs. Om gewoon goodwill te kweken natuurlijk, dat was de bedoeling. -
5.4 Revolutiegeweld (interview)
Na de proclamatie van de Republiek brak samen met de Indonesische revolutie een gewelddadige periode aan die in Nederland doorgaans de ‘bersiap’ wordt genoemd. Die leuze (Indonesisch voor ‘wees paraat!’) werd de strijdkreet van zogenaamde ‘pemuda’, jongerenmilities tegen ieder die de Indonesische onafhankelijkheid niet erkende of daarvan werd verdacht. Hoewel het accent in die periode op Indonesisch geweld tegen Indo-Europeanen, Molukkers, Nederlanders en Chinezen lag, waren er uiteenlopende slachtoffers en daders betrokken bij dit extreme geweld. Geweld kon escalatie uitlokken in de vorm van represailles. Pemuda’s vielen ook het christelijke dorp van de Molukse meneer C. aan. Na mishandelingen en vernederingen werd hij door Engelse Gurkha-troepen uit de gevangenis van Buitenzorg bevrijd. Hierop sloot hij zich vrijwillig aan bij de Engelse troepen om op te treden tegen de Indonesiërs. C.’s getuigenis illustreert dat daders en slachtoffers door elkaar heen liepen in deze beginfase van de Onafhankelijkheidsoorlog. Interview met meneer C. SMGI 1303.3 (2), 1998. Indonesische nationalisten onder bewaking van Ghurka’s. Batavia, 1945 Fotograaf Netherlands Indies Government Information Service (NIGIS). KITLV 25305. Transcriptie I: Namen de Engelsen ongetrainde jongens en vrijwilligers mee om te vechten? C: Ja, je kon je als vrijwilliger aanmelden bij het Engelse kamp. Dat waren politionele acties om te beletten dat deze extremisten niet gingen infiltreren. En wij waren er natuurlijk heel erg op gebrand om nog zoveel mogelijk wat terug te doen. Zodoende is het voor ons natuurlijk heel erg leuk geweest om met het Engelse leger mee te doen aan deze politionele acties. I: Had u enig gevoel dat het gevaarlijk zou zijn? C: Dat was van te voren natuurlijk wel goed aan het verstand gebracht. Het waren geen spelletjes die daar buiten gedaan werden, het waren serieuze acties. Daar moest je natuurlijk op bedacht zijn. I: Had u iets moeten ondertekenen? C: Nou nee, wij leefden zo fanatiek mee in die toestand dat wij een bijdrage wilden leveren aan deze acties. -
5.5 Grijstinten (interview)
In zowel propaganda als in geschiedenisboeken worden bondgenoten en vijanden al gauw lijnrecht tegenover elkaar geplaatst. De realiteit was echter niet altijd zo zwart-wit. De vader van de Javaanse mevrouw S.J. was KNIL-sergeant, maar kon vanwege zijn ‘inlandse’ status niet hogerop komen. Mevrouw S.J. ging naar Nederlandse scholen maar voelde zich Javaans. In de koloniale periode zat ze bij een padvinderij die de Indonesische vlag voerde. Daar werd ze echter vlug van afgehaald: vaders reputatie stond op het spel. Tijdens de Japanse bezetting werd ze ervan doordrongen dat Indonesiërs het Japanse én koloniale juk moesten afwerpen. Toen de revolutie uitbrak, sloot haar vader zich zonder aarzeling aan bij het leger van de Republiek. Mevrouw S.J. vertelt over haar ervaringen en over haar vader die later toch weer voor het KNIL vocht. Tijdens de oorlog trouwde ze met een Nederlandse militair en emigreerde met hem naar Nederland. Geanonimiseerd interview met mevrouw S.J. SMGI 1314.1 (14), 1998. Jonge Indonesiërs staan in de houding bij het hijsen van de Indonesische vlag. Java, ca. 1945-1950. Fotograaf Cas Oorthuys. KITLV 44728. Transcriptie SJ: Mijn moeder en ik moesten naar Jogja [de hoofdstad van de Republiek]. We hebben drie nachten en drie dagen gelopen. Vervoer was er niet. We moesten naar mijn vader. I: Was uw vader toen al weer in dienst van het KNIL? SJ: Nee. Toen zat hij bij de TNI. Hij heeft in de kast een uniform van de TNI maar ook een van het KNIL. I: Dus uw vader... SJ: … Is overgegaan naar de TNI. Toen de Jappen weg waren. Hij ging zich melden en werd toen geplaatst. Hij werd nog in rang bevorderd want die KNIL-lui hebben ervaring en de Javanen niet. Toen werd mijn vader ineens kapitein van de TNI! I: Kunt u zich nog herinneren hoe dat besluit bij uw vader tot stand kwam om in TNI dienst te treden? SJ: Hij is een Indonesiër. Dat gaat zonder slag of stoot. I: Hij had echt het gevoel gekregen dat de Nederlanders niet meer terug moeten komen? SJ: Ja. Maar toen de Nederlanders kwamen, kregen ze toch hoop, toen is hij meteen overgegaan naar het KNIL. I: En wanneer is hij toen weer teruggegaan naar de TNI? SJ: Pas later, toen de Nederlanders weg waren. -
5.6 Bombardement op Malang (interview)
Waar de Indonesische strijdkrachten tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog over het algemeen slecht bewapend waren, trad het Nederlandse leger op met tanks, schepen en vliegtuigen. Dit zogeheten ‘technische geweld’ kon de vijand grote schade toebrengen. De grote vuurkracht van dit type wapens ging echter gepaard met weinig precisie. Bombardementen en artillerievuur zorgde daarom niet zelden voor aanzienlijke aantallen burgerslachtoffers. Niet verwonderlijk is dat deze manier van oorlogsvoering bij burgers enorme angst zaaiden. De Chinees-Indonesische mevrouw S.M. maakte als vierjarige een Nederlands bombardement op de stad Malang mee, waar ze toen met haar gezin woonde. Ze vertelt over deze jeugdherinnering, die de impact van Nederlandse bombardementen tijdens de oorlog illustreert. Geanonimiseerd interview met mevrouw S.M. CIHC Collectie Mondelinge Geschiedenis 21-1. Zonder plaats, 2013. Vluchtelingen op weg naar Britse linies tijdens de slag om Surabaya. Oost Java, 1945. Fotograaf onbekend. KITLV 44717. Transcriptie SM: De straat moest geëvacueerd worden. Het Nederlandse vliegtuig gaat bombarderen in die straat, werd er gewaarschuwd. I: En waarom zouden ze dat doen dan? SM: Dat weet ik niet. En dan: ik moet poepen. Iedereen wacht op mij voor de deur. Dat heeft mijn moeder mij later verteld. Mijn moeder hielp mij. Toen was ik net klaar. Dus ik en moeder rennen naar de voordeur, waar de mensen al op straat wachten. En toen is het hele gebouw plat gebombardeerd, achter mijn rug. I: Dus de bom viel op uw huis? SM: Ja, ik schrok heel erg. Ik klampte me vast aan de benen van moeder, maar zij is hoogzwanger mijn broer. Ik kan me herinneren – in fragmenten – dat veel mensen met open buik, bloed, een gebroken been, en darmen op straat lagen. Dat is een bombardement zoals je in films ziet. Die bom heeft geen ogen. Ze bombarderen niet alleen gebouwen, maar ook de mensen. Om te beweren dat Indonesië nog steeds van Nederland is. We lopen tot het leenhuis en de volgende dag is mijn broer geboren. In Jalan Dempo. Dat huis kregen we te leen omdat die bewoners al gevlucht waren.