Nadat de bezetter in december 1940 de Leidse studentenverenigingen had ontbonden, ontstond er veel onrust. Jan van Dam, secretaris-generaal van het Ministerie van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming zette zich daarom in voor de oprichting van een grote studentenvereniging en de heropening van verenigingen als Njord en Laga. Hij probeerde hiermee de onrust in Leiden weg te nemen, maar toen werd door de Duitse bezetter de numerus clausus voor joodse studenten ingevoerd. Dit betekende dat nog maar een beperkt aantal joodse studenten aan de universiteit studeren. Als reactie hierop werd in de nacht van 14 op 15 februari 1941 het Manifest der Leidse Studenten in de stad verspreid. Hierin werden zes eisen gesteld aan de bezetter om enige samenwerkingen met de studenten mogelijk te maken. De auteur van het pamflet was Erik Hazelhoff Roelfzema, de ‘Soldaat van Oranje’. Het manifest zorgde voor veel commotie op straat en er werd zelfs even gedacht dat het door de NSB was opgehangen met provocatie als doel.