In 1941 publiceerde NSB-vormingsleider Robert van Genechten een antisemitische versie van het bekende middeleeuwse epos Van den Vos Reynaerde. Het boek verscheen bij de collaborerende uitgeverij de Amsterdamsche Keurkamer en gaat verder waar het oorspronkelijke verhaal van Reinaert de Vos ophoudt. Het dierenrijk krijgt een nieuwe heerser, de ezel Boudewijn, die in de ban raakt van een andere nieuwkomer, de neushoorn Jodocus. Diens invloed reikt ver: zijn familieleden innen de belastingen en zijn oproep tot vrijheid, gelijkheid en broederschap leidt ertoe dat de dieren met andere dan hun eigen soortgenoten gaan paren. In de chaos die in het dierenrijk volgt, is duidelijk de door het nationaalsocialisme gevreesde 'rassenvermenging' te herkennen.
Jodocus, consequent afgebeeld met een geprononceerde neus, staat in het verhaal symbool voor de schadelijke invloed die de joden zouden hebben. Alles aan Jodocus is negatief: hij manipuleert en drijft zijn ideeën door. Terwijl de neushoorns in grote rijkdom leven heeft de rest van het dierenrijk het zwaar. Reinaert de Vos keert uiteindelijk terug en leidt het verzet van de dieren. Uiteindelijk drijven ze de neushoorns de zee in, waarmee het verhaal eindigt.
Van het boek werd in de vroege oorlogsjaren een animatiefilm gemaakt. Er werkten niet minder dan 40 tekenaars aan deze productie van de Haagse filmmaatschappij Holland Film. Ondanks de grootschalige productie werd het eindresultaat slechts één keer vertoond. Op 25 april 1943 kwamen vele NSB’ers naar een Haagse bioscoop om de film te bekijken. Daarna verdween de film, om pas in 1991 weer gedeeltelijk teruggevonden te worden in het Duitse rijksarchief. Na de vondst van het ontbrekende laatste deel in 2005 werd de gehele film gerestaureerd door het Nederlands Filmmuseum.