Gedurende de oorlog zijn er door de tegenstanders van Hitler vele karikaturen van hem gemaakt. De herkenbare snor van de dictator vormt daarbij steeds weer het mikpunt. Al in 1923 werd Hitler door zijn vriend en perschef Ernst Hanfstaengl gewaarschuwd. Deze stelde dat Hitler zijn snor moest laten groeien of dat hij hem moest afscheren om te voorkomen dat het een mikpunt van spot zou worden. In 1934 publiceerde Hanfstaengl een boek over de karikaturen van Hitler, die op dat moment al vaak in buitenlandse kranten te zien waren. Hierin weerspreekt Hanfstaengl dat de karikaturen effectief zijn als tegengeluid. Hij ziet deze tekeningen als een sterk politiek middel in de machtsstrijd van die tijd. De karikaturen zijn volgens hem niet accuraat en maken de daden van Hitler belachelijk. In zijn eerste hoofdstuk besteedt Hanfstaengl dan ook aandacht aan de ‘Bildnisse’ van Hitler. Hierin stelt hij dat ‘het Duitse volk’ juist in haar ‘wereldmissie’ en die van Hitler wordt bevestigd als gevolg van de karikaturen.
Ernst Hanfstaengl: Ihr Bart in seiner jetzigen Form ist geradezu eine Herausforderung an Karikaturisten (1923)
Adolf Hitler: Kein Sorgen! Der Bart mag nicht modisch sein, aber er wird modisch werden, wenn ich ihn trage (1923)