Hoewel er geen één-op-één relatie bestaat tussen De Vries’ pro-Duitse stellingname en zijn werk als wetenschapper, kunnen die twee zaken toch niet helemaal los van elkaar gezien worden. Hij onderzocht Germaanse talen en culturen, en het was zijn droom om een zogenaamde ‘volkskunde-atlas’ te maken.
In de jaren ’30 werd daartoe een Volkskundecommissie opgericht bij de KNAW, waar De Vries overigens ook P.J. Meertens ontmoette. In de oorlogsjaren scheidden hun wegen: De Vries koos voor het Duitse kamp, Meertens was (samen met onder meer Menno ter Braak) al vanaf 1938 actief in het antifascistische Comité der Waakzaamheid.
In 1944 vlucht De Vries op Dolle Dinsdag naar Leipzig. Kort na de oorlog bevindt hij zich in gevangenschap in voormalig nazikamp Vught. Na zijn vrijlating werd hij docent middelbare school in Zeeland, om vervolgens te verhuizen naar Utrecht, waar hij tot zijn dood woonde en werkte.
De Vries hield zich in zijn werk veel bezig met sprookjes, mythen en sagen. Hij gaf meerdere boeken uit. Zijn etymologisch woordenboek wordt tot op de dag van vandaag herdrukt en gebruikt.