Thomas Erpenius (1584-1624) werd in 1613 tot de eerste hoogleraar Arabisch in Leiden benoemd. In de jaren daarvoor had hij in Engeland en Frankrijk Arabisch geleerd. In 1611 kreeg hij in de omgeving van Parijs bezoek van de Marokkaanse gezant Ahmad ibn Qasim al-Hajari (‘Bejarano’, c. 1570-na 1640), een gevluchte Morisco uit Andalusië die in Marokko secretaris was geworden van de sultan Moulay Zidan. Al-Hajari hielp Erpenius met het leren van Arabisch en discussieerde met hem over de islam. Erpenius constateerde verbouwereerd dat ‘de islam lang niet zo eenvoudig te weerleggen is als ik dacht’. In 1613 bezocht al-Hajari Erpenius in Leiden en hielp hem met het afronden van zijn Grammatica Arabica, een boek dat tot in de negentiende eeuw werd herdrukt.
Anoniem olieverfportret van Thomas Erpenius, zeventiende eeuw. [Icones 69].