Ahmad ibn Qasim al-Hajari en Jacobus Golius (1596-1667)
De Hagenaar Jacobus Golius (1596-1667) leerde Arabisch bij Erpenius in Leiden. Na zijn afstuderen ging hij in 1622 mee als vertaler annex landmeter met een Nederlandse diplomatiek-militaire missie naar bondgenoot Marokko, om de mogelijkheden te onderzoeken voor een Nederlandse vlootbasis tegen de Spanjaarden. Dit leidde overigens niet tot een tastbaar resultaat. Maar Golius gebruikte zijn tijd goed om Arabische handschriften op te sporen. Weer was het al-Hajari die hulp bood, nu met het zoeken naar handschriften of het maken van kopieën. Deze stukken liggen nog steeds in de Universiteitsbibliotheek Leiden, net als de brieven die al-Hajari aan Golius schreef. Na Erpenius’ dood in 1624 werd Golius in Leiden benoemd tot de tweede hoogleraar Arabisch.
Twee brieven van Ahmad ibn Qasim al-Hajari aan Jacobus Golius in Safi, Marokko, c. 1623-1624. Hierin noemt al-Hajari de levering van Arabische handschriften aan Golius, waaronder de ‘Gouden weiden’ en de ‘Geborduurde gewaden’. [Or. 1228: 32, 102].