Snoucks leermeesters behoren tot de Europese oriëntalisten die in bibliotheken oude geschriften bestuderenen, maar zelf niet naar de Arabische wereld of Azië reizen. Snouck besluit dit anders te gaan doen en de islamitische wereld van zijn eigen tijd zelf te gaan bestuderen. Hij krijgt hiertoe de kans door de Nederlandse consul-generaal in Djeddah, J.A. Kruijt (links op de foto), hem in 1884 uitnodigt naar de Hidjaz te komen om er een studie te maken van de pelgrims uit Nederlands-Indië die naar Mekka reizen. De Nederlandse regering steunt dit idee niet, maar particuliere fondsen maken Snoucks reis mogelijk. In Djeddah wordt Snouck verder geholpen door vice-consul P.N. van der Chijs (rechts op de foto).
Kruijt, Snouck en Van der Chijs in Djeddah, 1884-1885, inv.nr. Or. 26.404: 1 (uitsnede)