Snouck sluit hechte vriendschappen met enkele belangrijke islamitische geleerden in Nederlands-Indië. Eén van hen is hadji Hasan Moestapa, die eerst zijn assistent is, later hoofdpenghoeloe van Koeta Radja in Atjeh en vervolgens de de hoofdpenghoeloe van Bandoeng. Snouck waardeert Moestapa vanwege ‘zijn helder inzicht in wereldsche zaken, zijnen afkeer van theologische haarkloverij, zijne neiging om waardeering der bedoelingen van de Regeering bij zijne landgenooten te kweeken’ en door ‘zijn zin voor inheemsche adat en zijne neiging om die met zijn islam in vrede te doen samenleven’..
Hasan Moestapa, ca. 1915, inv. nr. KITLV 29033 (uitsnede)