Schrijven
Volgens Wolkers moest de oorsprong van zijn schrijverschap gezocht worden vóór zijn geboorte. Al in de baarmoeder luisterde hij naar de welluidende stem van zijn vader die driemaal daags uit de Bijbel voorlas. Zo ontwikkelde hij zijn taal op het ritme en met de vurigheid van het Oude Testament. Als jongen schreef Jan sonnetten om zijn vriendinnetjes mee te imponeren. En hij tikte korte verhalen op de Remingtons van het distributiekantoor in Oegstgeest, waar hij tijdens de oorlog een baantje had. Hij had daartoe bij Instituut Pont op de Breestraat in Leiden zijn typediploma gehaald. Zijn eerste typemachine, een draagbare Olivetti Lettera, kocht hij in 1957 toen hij naar Parijs vertrok om een half jaar in de leer te gaan bij Zadkine. Hij tikte er brieven op aan zijn jonge geliefde, Annemarie Nauta, die in Nederland was |
achtergebleven. En zijn eerste experimentele gedichten en korte verhalen. Voor sommige draaide hij een rood lint in de schrijfmachine.
Dagboek hield hij bij in grote, gemarmerde kasboeken. Met de hand. Maar proza schreef Wolkers altijd direct op de typemachine. Hij bespeelde zijn Olivetti als een klavierleeuw. Het eerste korte verhaal dat hij publiceerde, ‘Het tillenbeest’ in Tirade in 1959, had hij op een avond in één keer opgeschreven. Het was meteen gaaf. Alsof het van een schrijver afkomstig was die al een heel oeuvre op zijn naam had. Veel van zijn verhalen en romans zijn Wolkers op deze manier overkomen. Ze hebben altijd een dramatische kern uit zijn leven, die hij tijdens het uitwerken intens herbeleefde. Hij zag een verhaal voor zich. Helemaal af. Hij hoefde het daarna alleen nog maar te schrijven. |