De bibliotheek van de Leidse universiteit heeft sinds haar ontstaan in de jaren 1580 een grote collectie middeleeuwse handschriften opgebouwd: ruim 1800 banden en zo’n duizend fragmenten. Veel van de teksten zijn veel ouder dan de eeuw waarin ze vervaardigd zijn. Ze zijn niet door een contemporaine auteur bedacht en neergeschreven maar door een kopiist overgeschreven of afgeschreven, naar oudere voorbeelden (en voorbeelden van voorbeelden) die stammen uit de klassieke oudheid. Een van de beroemdste Latijnse auteurs is Marcus Tullius Cicero (106-43 v.C.).
Vanwege zijn voorbeeldig geachte taalgebruik en filosofische denkbeelden heeft Cicero grote invloed uitgeoefend op de Westerse cultuur, niet alleen op het Latijn dat in het postklassieke Europa als taal van kerk, bestuur en wetenschap diende te worden aangeleerd maar ook op de schrijftaal van de Romaanse en Germaanse volkstalen die geleidelijk aan ontstonden. In de Leidse UB berust een groot aantal Cicero-handschriften. Om een indruk van deze rijkdom te geven, presenteert deze expositie enkele van de belangrijkste handschriften.
Cicero behoorde met zijn tijdgenoot Julius Caesar (100-44 v.C.) tot een van de meest beroemde mannen van zijn generatie. Hij werd door zijn vader al als puber naar Rome gestuurd om daar de best mogelijke opleiding te krijgen en bij beroemde politici als stagiair eerste ervaringen met het openbare leven te maken. Voor iemand die uit de provincie kwam en wiens voorouders nog niet in de Romeinse politiek hadden meegedraaid (een nieuwe man, homo novus, noemden de Romeinen zo iemand), liep zijn carrière uiterst voorspoedig: hij doorliep de noodzakelijke ambten van quaestor, aedilis en praetor en werd in 63 v.Chr. verkozen tot een van de twee consuls van dat jaar, het hoogste ambt in de staat. |
De tijd waarin Cicero leefde werd gekenmerkt door veel politieke onrust in de Romeinse republiek. Cicero maakte in zijn leven twee burgeroorlogen mee — een in de jaren 80 tussen twee grote veldheren en politici, Marius en Sulla, en een in de jaren 49/48 tussen de twee overgebleven mannen van het eerste driemanschap in Rome, Pompeius en Caesar. Aan het eind van zijn leven, in 44 v.Chr., werd Caesar door meerdere senatoren vermoord en brak er tussen de aanvoerders van de samenzweerders en Marcus Antonius opnieuw een heftige ruzie om de politieke erfenis van Caesar uit; ook dit leidde weer tot een burgeroorlog. Een van de slachtoffers hiervan was Cicero. Marcus Antonius sloot een driemanschap met Marcus Aemilius Lepidus en de jonge Gaius Octavius, die later als eerste Romeinse keizer Augustus beroemd werd. Samen met velen die de drie hadden tegengewerkt werd Cicero vogelvrij verklaard en in december 43 gedood. Zijn hoofd en handen werden ten bewijze van zijn dood naar Rome gebracht en daar op het Forum Romanum tentoongesteld.
In alle burgeroorlogen heeft Cicero niet als soldaat meegevochten. Zijn wapens waren zijn woorden. Zijn beroemdste speeches zijn de redevoeringen waarmee hij de brutale gouverneur van Sicilië, Gaius Verres, aanklaagde, zijn speeches tegen Sergius Catilina die een staatsgreep voorbereidde, en zijn zogenoemde Philippische redevoeringen tegen Marcus Antonius.
|