Een van de meest geciteerde stukken uit de Scholia Gronoviana komt uit het commentaar op Cicero’s redevoering voor Marcellus, de eerste speech die Cicero na Caesars overwinning in de burgeroorlog weer in het openbaar hield. De speech is daarom zo bijzonder omdat Cicero, die zijn hele leven een fervent aanhanger van de republiek was en als zodanig een dictatuur als die van Caesar moest afkeuren, zeer lovend, zelfs vleiend over Caesar sprak.
Al Cicero’s tijdgenoten waren over deze speech verbaast en bekritiseerden Cicero voor zijn weinig standvastig gedrag. Latere lezers in de oudheid zagen maar twee opties: ofwel Cicero had zijn idealen verraden door Caesar te vleien, of hij was zijn idealen trouw gebleven. Dat zou echter betekenen dat hij Caesar niet kon prijzen en dat de speech een impliciete kritiek moest bevatten (die hij wegens Caesars macht niet openlijk kon uiten). Hiervoor had de retorische theorie een naam: een speech die het ene zegt maar het tegendeel bedoelt, noemt men een oratio figurata (letterlijk: een redevoering die vol zit met figurae, dus stijlmiddelen). Door de speech voor Marcellus als een oratio figurata te classificeren, kon men hem met minder moeite in het oeuvre van Cicero inpassen en gemakkelijker lezen.
Precies deze interpretatie vinden we in de Scholia Gronoviana terug, maar op een interessante manier. In de inleiding op de speech, waarin de commentator kort de historische situatie schetst, staat het volgende (helemaal bovenaan de pagina):
Plerique putant figuratam esse istam orationem et sic exponunt, quasi plus vituperationis habeat quam laudis. Hoc nec temporibus convenit nec Caesari; nam et tempus tale est ut vera laude Caesar inducatur ad clementiam, et Caesar orator est qui non possit falli.
“De meeste interpreten geloven dat de redevoering een oratio figurata is en leggen dat als volgt uit: ze zou bij wijze van spreken meer verwijt dan lof bevatten. Deze opvatting past niet bij de tijd en bij Caesar; want de tijd is zo dat Caesar door oprechte prijs tot clementie wordt aangespoord; en Caesar is een redenaar die zich niet om de tuin laat leiden.”
Het is interessant te zien dat de commentator hier niet alleen de tekst uitlegt, maar in discussie met zijn voorgangers gaat. Anderen hebben de speech als oratio figurata gelezen, maar de commentator van de Leidse scholia gelooft dat niet. Volgens hem zou het retorische doel, namelijk Caesar tot meer mildheid aan te sporen, niet zou werken als de speech een aanval op Caesar was. Nog intrigerender is het tweede argument: de commentator weet dat Caesar zelf een uitstekende spreker was en daarmee een collega van Cicero (Caesar gold inderdaad in zijn tijd als een van de beste sprekers; Cicero zelf bewonderde zijn retorisch talent zeer). Een zo goede redenaar zou natuurlijk snel doorhebben als Cicero hier een oratio figurata zou hebben uitgesproken. Een lastig argument, want de verborgen kritiek moet natuurlijk juist zo geformuleerd zijn dat het nooit bewijsbaar is (anders zou de spreker alsnog in de problemen komen). De criteria om een oratio figurata te herkennen zijn daarom vaag, en tot vandaag de dag is men het in het onderzoek niet eens of de speech wel of niet serieuze lof op Caesar bevat. Vandaag wordt de redevoering ook wel als het eerste Latijnse voorbeeld van een genre gezien dat in de middeleeuwen en Renaissance populair zou worden: de vorstenspiegel, waarin een adviseur de leider zijn voortreffelijkheid laat zien en hem daardoor aanspoort ook in de toekomst hetzelfde volmaakte gedrag te tonen.