In april 1896 vertrok de Amsterdamse sigarenfabrikant en schrijver Justus van Maurik naar Indië aan boord van het stoomschip Prinses Amalia. Die reis beschreef hij in het verhaal ‘Met “De Amalia” van Genua naar Padang’, dat postuum werd gepubliceerd in de bundel Op reis en thuis (1905). Veel aandacht besteedde hij aan het schetsen van de opvarenden: twee nonnen, een Indonesische kinderoppas, enkele oudgasten en een detachement van tachtig soldaten van verschillende nationaliteiten dat naar Atjeh werd uitgezonden. Toen de zee na het verlaten van de Golf van Genua bijzonder onstuimig werd, sloeg de zeeziekte toe. Het schip schommelde, slingerde en dreunde zo erg dat menigeen de hele dag in een ligstoel op het dek kreunde van ellende. Een corpulente, gemoedelijke Oostenrijker had daar echter geen last van, aldus Van Maurik. Die vond een remedie in ‘viel Gläscher Bier’ en vet eten: ‘Fett schmiert der Magen und halt ihn fest im Corpus, ich esse für drei und mir bekommt alles gut.’ Zelf viel Van Maurik in slaap met het ‘zuchten en schreien van dames en kinderen, maagklanken, keelschrapingen en borrelend hoesten’ op de achtergrond.
Justus van Maurik, Op reis en thuis. Novellen en schetsen. Amsterdam: Van Holkema & Warendorf, [1909] (2e druk). [KIT Collection P 84-633]