Het hindoeïstische tempelcomplex Borobudur wordt sinds de begindagen van het toerisme in de Indonesische Archipel door Europese toeristen aangedaan. Zo liet de Franse Graaf de Beauvoir, die november 1866 begon aan zijn reis over Java, zich door de regent van Magelang naar de Borobudur gidsen. In het reisverslag ‘Een voetreis door Java’s tuin’, dat op 27 augustus 1883 verscheen in de Indische krant De Locomotief, vertelt een zekere ‘v. B.’ hoe hij, samen met enkele andere toeristen en geholpen door ‘koelies’, een tocht maakt vanuit Salatiga naar de Borobudur: het hoofddoel van hun ‘pelgrimsreis’. Om vier uur ’s nachts staat het gezelschap op om vrijwel direct vanuit hun logement af te stevenen op het tempelcomplex:
Hoe dichter we erbij kwamen, hoe hooger en schooner het bouwwerk werd. Zonder rechts of links te zien, bestegen we dadelijk de vele trappen, die ons naar den 40 M. hoogen top voerden. Daar lag de Kedoe vóór ons; maar in een nevelzee, waaruit alleen de bergtoppen het hoofd verhieven.
Bestuursambtenaren voor de Boroboedoer, circa 1910. [KITLV 27392]