Bali kreeg al in de koloniale tijd bekendheid als het ‘vakantieparadijs’, maar de toeristische industrie kwam er later op gang dan op Java en Sumatra. In 1908 werd het eiland na een gewelddadige verovering volledig door Nederland gekoloniseerd. Enkele jaren daarna zagen de eerste reisgidsen en brochures die zich richten op (potentiële) westerse plezierreizigers het licht en verschenen er reisboeken die de belangstelling opwekken voor het eiland als een ‘wonderland’ voor toeristen. Lijkverbrandingen waren een van de belangrijkste toeristische attracties op Bali. Ze werden dagen van tevoren aangekondigd in de Indische kranten en de schepen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij wijzigden er speciaal haar route voor. Toen de toenmalige assistent-resident van Keboemen en Modjokerto Max Buttner van der Jagt in 1921 een Bali-reis maakte, vond de lijkverbranding plaats van Tjokorde Gde Sukawati, samen met enkele familieleden en volgelingen die eerder dan hij waren overleden. De adellijke Sukawati was de lokale bestuurder geweest van Tianyar in Noord-Bali. Zeer onder de indruk schreef Van der Jagt in zijn reisverslag:
De lijkverbranding [...] leverde een buitengewoon en grootsch schouwspel en sensatie op. [...] Om 7 uur, toen de duisternis was gevallen, werden de houten sarchophagen, de leeuwen en runderen, gesloten, de brandstof, meest bamboe, er omheen gestapeld en in brand gestoken. Weldra knetterde het vuur en lekten de vlammen omhoog, fantastisch heuvel en omtrek verlichtend. Geruischloos was de menigte hurkend neergezonken. Slechts enkelen w.o. de Raka, de zoon en opvolger van de overledene, bewogen zich, zwijgend het vuur onderhoudend, totdat met de gaandeweg in elkaar vallende houten dieren ook de menschelijken waren verteerd.
Een lijkverbranding op Bali, circa 1915. [KITLV 4488]