In opdracht van het tijdschrift de Haagsche Post maakte de beroemde auteur Louis Couperus in 1921 een reis naar Nederlands-Indië, China en Japan. Als ‘speciaal correspondent’ zou hij meer dan veertig reisbrieven over de Nederlandse kolonie in Zuidoost-Azië schrijven, die wekelijks in het weekblad werden afgedrukt. In 1923 kwamen zijn Indische reisbrieven gebundeld op de markt onder de titel Oostwaarts. De op veel luxe ingestelde Couperus bedong het voor die tijd astronomisch hoge bedrag van dertigduizend gulden aan honorarium en reis- en verblijfskostenvergoeding, zowel voor zichzelf als voor zijn meereizende echtgenote Elisabeth Couperus-Baud. In zijn reisbrieven karakteriseert Couperus zichzelf als een ‘toerist’ met alle bijbehorende stereotiepe connotaties (bijv. zijn ‘argelooze naïveteit’). Een ‘volwaardige’ toerist was Couperus echter niet. Daaronder worden over het algemeen alleen diegenen gerekend die het geld dat zij uitgeven op reis thuis hebben verdiend.
Schrijver Louis Couperus, zijn echtgenote Elisabeth Couperus-Baud en Adriana Westenenk-Nering Bögel poseren met enkele inheemse kinderen bij het Toba-meer op Sumatra. [KITLV 32297]