Landschappen

Het landschap als een zelfstandig genre ontwikkelde zich vanaf het begin van de zeventiende eeuw. In tegenstelling tot de geïdealiseerde landschappen van de Renaissance lag de nadruk op een tastbare weergave van de natuur. Men gebruikte een atmosferisch perspectief waarbij de tinten op de achtergrond vager werden om vooral diepte te creëren. Ook al lijken de landschappen gebaseerd op de directe omgeving, men moet toch voor ogen houden dat het niet alleen maar een ongekunstelde weergave is; de elementen uit de natuur zijn gecomponeerd tot een aantrekkelijke voorstelling. Het is nooit een exacte kopie van de natuur. Via de prentkunst verspreidde het zelfstandige landschap zich verder; het twaalfjarig bestand maakte dat men trots was op de schoonheid van het eigen land en het landschap groeide uit tot een van de populairste genres in de Gouden Eeuw.

Karakteristiek was een eenvoudige maar doeltreffende compositie met een sterke suggestie van ruimte en openheid. De lucht, neergezet in niet meer dan een paar schetsmatige etslijnen, roept een typisch Hollandse, ijle atmosfeer op. Ook is er veel aandacht voor decoratieve elementen. De lege lucht dient als achtergrond voor imposante bomen. We zien een groot aantal verschillende structuren: rechte lijnen, ronde clusters, korte haaltjes, golvende lijnen. Etsen werd aanvankelijk vooral gebruikt als een techniek om de gravure te imiteren. Bij een gravure worden de lijnen rechtstreeks met een burijn in het koper getrokken. Dit vraagt om regelmatig verlopende lijnen. Bij het etsen heeft de prentmaker een grotere vrijheid. Zo benutten de prentmakers de vele mogelijkheden van de ets en schiepen daarmee een fantasievolle interpretatie van het Hollandse landschap.

Van oudsher behoorde de weergave van landschappen tot het populairste genre in de kunst. Vrijwel iedere prentmaker heeft een of meer reeksen landschappen in zijn oeuvre. In de zestiende eeuw waren landschappen meestal gefantaseerd en geïdealiseerd. Ze waren bevolkt met handelende mensen en hadden vaak een moralistische strekking, maar dat veranderde gedurende de zeventiende eeuw. Geleidelijk werd een landschap een zelfstandig genre in de prentkunst. Kunstenaars trokken met een schetsboek naar buiten. Zij observeerden het landschap in de eigen omgeving nauwgezet en streefden naar een natuurgetrouwe weergave waarbij de eenheid van de algehele compositie nog steeds belangrijk bleef.

Peter Chabot verzamelde vooral zeventiende-eeuwse landschapsprenten van Nederlandse prentmakers. Bijzonder productief was Jan van de Velde II (1593-1641) die zich specialiseerde in landschappen, vaak gebaseerd op tekeningen die hij zelf in de natuur maakte. Zijn composities zijn eenvoudig en hij benadrukte de naturalistische details. De Amsterdammer Claes Jansz Visscher (1586/87-1652) was behalve een talentvol tekenaar en etser ook een van de belangrijkste uitgevers van prenten, landkaarten en topografische gezichten. Een andere gespecialiseerde landschapskunstenaar was Anthonie Waterloo (1609-1690) die onder andere etsplaten van Johannes Ruischer (1625-1675) opwerkte en afdrukte.