De Nederlandse bevolking werd tijdens de Tweede Wereldoorlog onderworpen aan de geoliede propagandamachine van de Duitse bezetter, die langs vele wegen de gedachten en keuzes van mensen trachtte te beïnvloeden. De beruchte nazi-propagandist Joseph Goebbels vond dat propaganda zo simpel mogelijk moest zijn en zag een grote rol weggelegd voor films, waarmee volgens hem een groot publiek bereikt kon worden. Ook kinderen behoorden hiertoe. Op school en op straat werden zij blootgesteld aan de propagandistische afbeeldingen en films van de bezetter. Hitler wilde hiervoor de nadruk leggen op aantrekkelijke en bontgekleurde plaatjes. Zo konden ‘de jonge hersenen gemanipuleerd worden’. |
Ook het verzet maakte gebruik van humoristische boekjes en tekeningen om zowel bij kinderen als volwassenen een weerwoord te kunnen bieden aan de Duitse propaganda. Daarnaast probeerde het verzet met hun uitingen de Nederlanders moed in te spreken en diende de verkoop van de publicaties om geld in te zamelen voor het verzet. Er moest clandestien gedrukt worden, waardoor de boekjes maar in kleine oplagen verspreid konden worden. Gedurende de oorlog werden de oplagen echter steeds hoger en ontstonden er ondergrondse uitgeverijen, zoals De Bezige Bij. In de verzetspropaganda werd veel gebruik gemaakt van karikaturen, waarbij onder meer de karakteristieke snor van Hitler een terugkerend doelwit is. Diens vriend en rechterhand Ernst Hanfstaengl had hem voor het uitbreken van de oorlog gewaarschuwd, maar volgens Hitler zou zijn snor juist uitgroeien tot een mode.
|